Oorsprong van judo
Jigoro Kano komt uit Japan en is de oprichter van het judo. Hij beoefende jiu-jitsu, maar vond dit te gewelddadig. In het jiu-jitsu ging het erom je tegenstander(s) te verslaan. Zelfs zo, dat ze niet meer konden opstaan. Jigoro Kano ontwikkelde een veilige en prettige manier van trainen, genaamd het Kodokan judo. Deze manier van vechten meer een spel, een manier om iemand te werpen of onder controle te houden op de grond, zonder direct iemand te moeten blesseren. Kano bedacht dat als je dit spel vaak en lang genoeg zou spelen, je er tenslotte een sympathiek(er) mens door zou kunnen worden met een gezond(er) lichaam.

Jigoro Kano leerde ook veel over de verschillende manieren van lesgeven. Hij wist dat je een goede leraar of lerares nodig had om iets te kunnen leren. Daarom wilde hij, zelfs toen hij leraar was, steeds meer bijleren. Doordat hij voorname ouders had en zelf gestudeerd had, had hij veel vrienden van adellijke ouders. Zij vormden eigenlijk zijn eerste judoschooltje. In het begin waren er maar 22 leden. Maar die leerden erg snel en werden later ook leraar in judo.

Met Jigoro Kano gaven zij demonstraties in Japan en later in de hele wereld. Zelfs jiu-jitsu leraren moesten toegeven, dat judo als zelfverdediging goed was toe te passen. Leraren op (gewone) scholen kregen in de gaten dat judo goed te gebruiken was in de gymlessen om de scholieren eerlijk te laten stoeien en beter met elkaar te leren omgaan. De Japanse politie kreeg ook judo op het trainingsprogramma.